Total loss

 

Achttien januari kwam er weer aan. Opnieuw. Elk jaar weer een dag die veel te traag voorbij ging sinds die bewuste datum, vijftien jaar geleden.  De dag waarop Jack zijn eerste grijze haar gekregen had. Tijdens die ene doorsnee fuif veranderde zijn leven. Voorgoed.  Pas terwijl hij het door zijn handen voelde sijpelen, waardeerde hij het pas ten volle voor wat het was: onvoorwaardelijke liefde.  Woorden die verloren gingen in de oorverdovende gitaren, zich wanhopig aan hem vastklampten, hem radeloos aan zijn kleren mee sleurden, weg uit zijn zorgeloze walhalla met de verrukkelijke Jody die hij pas had aangesproken, zich een weg banend naar buiten, naar de stilte. Om zich daar als een mes in zijn hart te planten: ‘Jack, je vader heeft een ongeluk gehad. Hij was op slag dood.’ 

 

Zijn vrienden klonken veraf, als in een bubbel.  Jack wankelde terwijl hij achter zich hoorde fluisteren: ‘Heeft hij ons wel gehoord?’ Even later werd hij in een auto gezet. De hele rit naar de plaats van het ongeval bleef mistig in zijn hoofd. Nog steeds. Hij herinnerde zich af te vragen wat hij daar stond te doen naast die oude Mustang, total loss naast de weg. De ‘hoe?’ zou voor altijd een mysterie voor hem blijven, hoe wanhopig hij ook elke steen bleef omkeren op zoek naar antwoorden. De losse eindjes rond zijn vaders dood en de hem ontnomen afscheidswoorden achtervolgden hem. Een leegte nestelde zich in zijn hart en verspreidde zich als een kanker naar zijn hoofd, door zijn hele lijf tot hij ronddoolde als een man zonder doel. Dan stapte hij zijn 4x4 in en reed hij gewoon. Weg van de gekmakende stilte thuis en de bergen verdriet die zijn vader hen nagelaten had. Op de vlucht voor de pijn. Pas toen zijn automobiel stilviel op haar oprit besefte hij waar hij was. Met verdriet gevulde ogen stond hij aan haar voordeur, wachtend tot ze zou opengaan maar ze bleef onverbiddelijk dicht. Een gesloten deur waar hij zo graag binnen wou maar niet kon. Zachtjes schoof hij een rouwbrief onder haar deur en vertrok terug naar de hel in zijn hoofd. 

 

‘Jack? Het spijt me zo erg voor jou en je familie.’ klonk Vicky breekbaar aan de andere kant van de lijn. Jack kreeg geen woord over zijn lippen. Dit was geen gesprek om via de telefoon te voeren. Hij wou haar zien, haar naast zich voelen, haar kunnen vastpakken. Maar dat kon niet. Dit was alles wat ze hem kon geven: haar stem die van mijlenver kwam. Dat ze op stage zat en er niet zou zijn op de begrafenis, zei ze stilletjes en beschaamd. Het klonk allemaal wel redelijk maar toch voelde hij zich onrecht aangedaan. Hij kreeg een krop in zijn keel. Waarom net nu? Waarom kon ze er gewoon niet voor hem zijn? Hij had haar nog nooit zo hard nodig gehad als nu. Al jaren deelden ze alles met elkaar maar op het einde van de rit bleken ze nooit meer dan toeschouwers te zijn van elkaars leven.  Dit voelde als het eenzaamste telefoongesprek uit zijn leven. 

 

Het werd de dag voor de begrafenis. Jack zat naar zijn bier te staren terwijl hij voor de tiende keer zijn vaders lievelingsnummer door zijn stamcafé liet weergalmen.  Het café waar zijn vader hem voor het eerst mee naartoe nam op zijn vijftiende verjaardag: de dag dat hij zijn eerste pint kreeg. 

‘Hey Jack’ klonk een zachte stem, hij voelde een hand op zijn schouder rusten. In gedachten verzonken draaide Jack zich om en schonk de ranke brunette voor zich een verdwaasde blik, die beantwoord werd met een kalme glimlach.

‘Jody… we hebben elkaar vorige week zaterdag leren kennen, weet je nog? We stonden te dansen toen je dat slecht nieuws kreeg…’ Jack knikte afwezig. ‘Hoe gaat het met je?’ klonk ze bezorgd.

‘Woah…’ draaide hij zijn bier rond in zijn glas, woorden schoten tekort.  Hij kon het gewoonweg niet opbrengen over koetjes en kalfjes te beginnen. De charmeur van de week voorheen bleek met de noorderzon verdwenen en had plaats geruimd voor een zielig hoopje, klaar om volledig in te storten.

‘Kom mee of je vergroeit hier nog met de barkruk.’ 

Jack was zo ver heen dat het hem niet echt interesseerde waar hij belandde. Jody haakte haar arm door de zijne en leidde hem mee naar de deur.  Zonder een woord te zeggen stapten ze zijn automobiel in en vertrokken ze. 

‘Waar naartoe?’ vroeg hij. 

‘Gewoon rijden, maakt niet uit naar waar…’ haalde ze haar schouders op. Naarmate de kilometerteller op gang kwam bracht de vredige blik op de weg rust in zijn hoofd, voor het eerst sinds zijn leven zo bruusk op zijn kop gezet werd. Zijn hoofd werd helder en alles wat de afgelopen week door zijn hoofd gemaald had, verliet voor het eerst zijn lippen. En zij luisterde gewoon. Daar in zijn auto, naast een relatief onbekende vrouw die Jody heette, voelde Jack zich veilig genoeg om al zijn pijn daar tussen hen in te laten liggen. Al wist hij dat het niet lang kon duren vooraleer het verdriet zich terug aan hem zou vastklampen en hem terug het donker zou insleuren.  Het leek wel een bizarre situatie, gezien hij Jody enkele uren voorheen nog amper herkend had. En toch voelde het allemaal zo natuurlijk en vertrouwd aan, alsof ze elkaar al jaren kenden. 

‘Bedankt om naar mijn geklaag te willen luisteren. Zal wel een tegenvaller zijn na vorige week.’ klonk hij kwetsbaar.

‘Integendeel, deze Jack bevalt me veel meer dan de charmeur op de fuif.’ zei ze met een twinkeling in haar ogen. Vanuit zijn ooghoek zag hij Jody een geeuw onderdrukken.

‘Ik zal je thuis afzetten, ‘t is al zo laat dat het stilaan te vroeg wordt.’ 

Jody legde haar hand op de zijne. ‘Ik kan blijven als je wil.’

‘Zou je willen? De nachten zijn een marteling...’ brak zijn stem. Jody knikte. Even later lag Jack voor het eerst in zijn leven met een vrouw in zijn bed zonder dat de gedachte aan seks in hem opkwam. Zelfs niet toen ze haar kleren op zijn stoel hing en zijn T - shirt haar slaapkleed werd. In het holst van de nacht schrok hij opnieuw badend in het zweet wakker uit die eindeloos vallende droom, met telkens een armlengte van hem verwijderd: zijn vader, woorden prevelend die hij hoorde maar net niet verstond. Elke morgen doorspartelde Jack de dag in de hoop de woorden in zijn volgende droom te kunnen verstaan. Bijna. Maar net niet. Telkens weer opnieuw. Een kwelling die hem nog lang achtervolgen zou. Jaren zelfs. 

Maar nu voelde het anders dan de afgelopen week, met haar armen om zich heen geslagen waaraan hij zich kon vastklampen alsof ze zijn laatste strohalm was. Jack voelde zijn lichaam ontspannen en terug wegzinken in wat wel een vredige droom leek. 

 

Terwijl zonnestralen zijn slaapkamer binnen gluurden, hoorde Jack in de verte op zijn deur kloppen: ‘Jack, tijd om op te staan, de begrafenis begint binnen enkele uren.’ Eén oog ging open terwijl hij de gelukzalige droom van zich af voelde glijden en de realiteit zich stilaan terug aan hem opdrong. Hij voelde kronkelende bewegingen in zijn armen. Jody rekte zich uit, keek hem aan met haar kastanjebruine ogen en glimlachte. Jack zuchtte bij het vooruitzicht van het circus dat hem te wachten stond, hij had er geen boodschap aan.

Alsof ze zijn gedachten kon lezen, vroeg ze zacht: ‘Zal ik blijven?’ 

Ze is nooit meer weggegaan.