Midden in een mijnenveld...

 

Ja, ze hadden het weer op mij gemunt. Jep, ik bleek de uitverkorene te zijn die hun dag weer mocht goed maken. Joepie. Als een nietsvermoedende kletskous in een mijnenveld wandelde ik er met ogen wijd open in. Tot een subtiele klik onder mijn voeten mijn enthousiasme temperde...

Zolang ik mijn jas aanhad bleven de blik en de vriendelijke 'goedemorgen' telkens netjes op mijn gezicht gericht. Waardoor mijn verbazing daarna des te groter was: met het openen van mijn jas vloog immers ook de doos van Pandora open.

 

 'Ach, is 't al zomer, ja?' beet de eerste de spits af terwijl ik onwennig aan mijn jeanskleedje pulkte in de hoop dat het toch nog wat zou uitrekken richting mijn knieën. Had ik maar naar mijn kritische blik in de spiegel geluisterd in plaats van naar de gladde verkoopster die me verzekerde dat het er echt wel nog mee door kon. 

 

Op zoek naar witte verf in de voorraadkamer rekte en strekte ik mijn hele lijf om ten volle te kunnen genieten van mijn Sixtijnse kapel - moment ... met een paar plastic flessen. Tot er achter mij een klein publiek geamuseerd bleek toe te kijken. Niet naar mijn religieus momentje maar naar mijn onderkant. Ramptoeristen eigenlijk. Ongegeneerd en met duivelse blik in hun ogen vroegen ze zich luidop af of ze mijn onderbroek te zien zouden krijgen en welke kleur die zou hebben. Voordat ze me mentaal volledig gestript hadden, doorprikte ik snel hun bubbel door droogjes 'zwart' te antwoorden. Blijkbaar bleek dat een bevredigend antwoord, een ware opluchting zelfs dat het geen wit bleek te zijn. Weer een valkuil waar ik die ochtend achteloos over gestapt was op mijn pad bezaaid met gelukssteentjes. Nee, sommigen beseffen het toch echt niet dat ze met hun gat in de boter gevallen zijn. Ik wel dus: terwijl ik mij onlangs pijnlijk realiseerde dat de subtiele kraak onder mijn achterwerk geen scheur in mijn broek was (zoals mijn collega al vreesde) maar veel erger: mijn potje yoghurt dat nu voorzichtig van mijn derrière geschraapt werd en niet om tien uur in mijn mond maar in de vuilbak belandde.  Gelukkig dat ik dan een lokaalcollega heb die me fijntjes opmerkt dat mijn broek besmeurd blijft met een vetstof die een gewone wasbeurt weet te overleven en die haar Tante Kaat - raad met me wil delen.

 

'Het is wel kort, hé.' klonk een kritische stem achter me terwijl ik me terug naar mijn lokaal haastte en me mijn oordeel van die ochtend in de spiegel beklaagde dat die hoge laarzen het geheel wel acceptabel maakten.

 

Wanneer ik even later gelukkig en nietsvermoedend de gang op wandelde naar de school, zag ik ze komen.

Oh joy, natuurlijk! De Wet van Murphy was zonet weer m'n lijfspreuk geworden. Het werd dus zo'n dag...

Vanuit tegengestelde richting zag ik de drie Ruiters van de Apocalyps op me afkomen. De vierde ontbrak, ik had nog geluk.  Al mijn kritische toeschouwers bleken elkaar gevonden te hebben en bundelden nu hun krachten terwijl ze zo stonden te glunderen bij het zien van mijn outfit dat het kernenergieprobleem stante pede opgelost bleek.  Als een kat die met haar eten speelt alvorens het te verorberen, deden ze de ochtendeditie nog eens dunnetjes over.

 

's Middags wist ik m'n trauma gelukkig vlotjes weg te eten en kwam ik al kletsend met mijn collega de gang in gewandeld toen een flard uit onze vrouwenklets werd opgevangen en als een sneer terugkaatste. 'Jaja, jullie hebben wel veel gemeen...' grijnsde een oudere collega met een veelbetekenend gebaar naar de lengte van onze rokjes vooraleer de stem in de toiletten verdween. En toen knapte er iets in mij. Kwaad beende ik de toiletten binnen en schreeuwde al bonkend 'Gemeen!' terug.

 

Terwijl ik 's avonds in mijn auto stapte, ademde ik opgelucht adem: ik had het weer overleefd. Maar tezelfdertijd besefte ik maar al te goed: speelbal worden van vrouwen boven de vijftig, niemand blijft ervan gespaard...