Deur naar de hemel

Het verhaal achter het verhaal. 't Is te zeggen: het fictieve verhaal achter het feitelijk verhaal dat mijn brein bedacht terwijl ik onderstaand artikel las. Tomeloos als het is liet ik het maar begaan, mijn brein wel te verstaan.  Al zijn de namen voor alle zekerheid een letter veranderd.

Olivier volgde ik al van in de wieg. Op de voet dus. Het hele mannelijke geslacht Bouvin had ik namelijk, soms bij de kleuterhand, begeleid. Een lang leven zat hen nu eenmaal niet in de genen. Mogelijk daarom had vader Bouvin het leven lief gehad en zijn zaad wijd verspreid, in de hoop zijn viriele plicht te volbrengen. Opdat toch minstens één van zijn mannelijk nageslacht hem zou overleven. Dus toen hij Oliviers kleine warme handje in de zijne voelde, blies hij met een gerust doch uitgeleefd hart zijn laatste adem uit: zijn levensdoel was volbracht. Hij was negenentwintig jaar oud geworden. Want dat hart was nu net het probleem: het bleek niet opgewassen tegen de zwaarte van dit leven hier op aard.

 

Met Olivier aan de borst en pril leven in haar buik stond zijn moeder haar man af aan het graf. Elke dag zag ze hem weerkeren in de hazelbruine ogen en de springerige krullen van haar zoontje. Ook de gedachte dat ze nog een stukje van hem meedroeg in haar moederlijf maakte het verdriet leefbaar.  Maar de zuigeling, het kleine ding zou voor altijd gekoesterd blijven in de warmte van haar schoot. Na het verlies van haar derde zoon in het kraambed brak ook zijn moeders hart onverbiddelijk in duizend stukjes. Met haar jongste zoon in haar armen maakten we samen de overtocht. Het schonk me geen genoegen of zo, ik ben gewoonweg de laatste halte van het leven. En in deze familie lagen het betreden en verlaten van het leven soms een zucht van elkaar verwijderd. Maar kleine Olivier volgde ik een leven lang vooraleer ik hem mocht begeleiden op zijn laatste reis. Wat maakte hem zo anders dan zijn broertjes? vroeg ik me meermaals af. Vanuit een vastberadenheid bleef hij koortsachtig en voortdurend op zoek. Olivier voerde zijn eigenste queeste als het ware. Want hij voelde mijn hete adem in zijn nek. Toch bleef hij me altijd een stapje voor.  Achtendertig jaar om precies te zijn. Terwijl zijn leven de proportie aannam van een wereldreis vervielen zijn broers’ prille levens als slenterende ochtendwandelingetjes in het niets.  Het verblijf in het weeshuis vergrootte enkel Oliviers hunkering: hunkering naar liefde. Zijn voortstuwende wilskracht om lief te mogen hebben en zelf bemind te worden hield zijn zwakke hart in zijn greep.  Liefde voor muziek, liefde voor kunst: alle mogelijke wegen bewandelde hij. Toen de wanhoop hem bijna bij de kraag vatte, klopte hij toevallig aan de juiste deur aan: Rue de la Libération numéro quinze in Authon-du-Perche, een dorpje ten zuidwesten van Parijs. Het bleek zijn deur naar de hemel.

 

Olivier zocht goedkoop onderdak in deze en vond er meer dan hij verhoopte bij Lucien Melot, een man van negenenzestig die gezelschap zocht omdat het leven alleen stilaan te moeilijk werd. Als twee theelepeltjes in elkaar passend, viel alles op zijn plaats. Olivier zorgde voor Lucien alsof hij zijn vader was en Luciens liefde en genegenheid lieten een zekere rust over Olivier neerdalen. Alsof het nooit anders geweest was. Tot mijn silhouet Oliviers nachtrust overschaduwde. Badend in een zee van zweet schoot hij telkens schreeuwend wakker terwijl de echo van mijn woorden nog na zinderde: het is bijna tijd. Lucien hoorde Oliviers jachtige ademhaling vertragen wanneer hij met zalvende stem fluisterde: ‘Je bent niet alleen’. Onder de streling van zijn zachte hand voelde hij Oliviers strakke lichaam naast zich ontspannen vooraleer die terug de nacht in gleed.

 

Op een zwoele zomeravond, terwijl Parijs kreunde onder de hitte, vierden de levensgezellen rijkelijk hun leven. Want veel meer dan dit viel er in dit leven niet te rapen: de liefde voor het leven en het leven voor de liefde en de kluchtigheid van alles er omheen.  Terwijl Lucien de steaks van de barbecue haalde en op hun bord serveerde, goot Olivier de glazen opnieuw vol om het geanimeerd gesprek met de buurvrouw de dag voordien in geuren en kleuren te brengen. De geur van het naderend einde vermengde zich met het aroma van barbecuekruiden en lavendel. Hoe ze Olivier bejubeld had om zijn uitstekende zorg voor zijn vader, schaterde Olivier uit terwijl hij uitweidde over de telescopische precisie waarmee ze elk onderdeel van hun dagelijkse rituelen beschreef. Alsof ze bijna bij hen in de slaapkamer binnen keek. De jonkmannen begonnen zo onbedaarlijk te lachen. Tranen rolden over hun wangen en hun buik schudde zo hard van het lachen dat het pijnlijk werd.  En in die roes van gelukzalige euforie voelde Olivier zijn hart kreunen. Het gaf de geest. Aan mij wel te verstaan. Oliviers laatste aanblik was Luciens rood aangelopen gezicht waar de tranen af rolden terwijl die zich verslikte en stikte in een hap vlees. Tevergeefs happend naar lucht greep Lucien naar zijn keel. Koortsachtig zocht hij naar Olivier om hulp. Tot zijn zoekende ogen Olivier vonden, op de grond in elkaar gezakt. Je bent niet alleen, flitste door Luciens gedachten terwijl zijn lichaam het gevecht tegen de steak opgaf. Zo vertrok ik na lang wachten met Olivier op zijn laatste reis, arm in arm met zijn reisgezel. Ik kwam voor één maar kreeg er twee, zelfs voor mij blijft het leven soms een mysterie.